Herfstlied 


Droeve tonen
van violen
die in 't najaar klinken
laten mijn hart
in verlangende smart
verzinken.

De keel gesnoerd,
doodsbleek, geroerd
als klokken luiden,
denk ik nog aan
wat is gegaan
en wil ik huilen.

En ik moet voort
waar wind mij voert,
mee op zijn boze pad,
van hier naar daar,
als was ik maar
een najaarsblad.


Translated by M.H. Teunissen